‘Bouw niet op onze laatste groene plekjes’. Volgens Carla Dik-Faber (Tweede Kamerlid voor de ChristenUnie) moeten we de grote bouwopgave waar we voor staan ín de stad realiseren en niet in het weinige groen dat ons nog rest (opinie 6/2 AD). Dat onderstrepen we graag. Maar als dat al zou kunnen, is het de vraag of we dat wel moeten willen.
Nu al komen we een slordige 200.000 woningen te kort en iedere dag neemt dit aantal toe. Met flink stijgende verkoopprijzen tot gevolg. En vooral starters, ouderen en huurders in het middensegment zitten in de knel, omdat er geen betaalbare woningen meer voorradig zijn. De komende jaren moeten we daarom gemiddeld 80.000 woningen bouwen om aan de groeiende vraag tegemoet te komen. Dat gaat alleen binnenstedelijk niet lukken. Binnenstedelijk bouwen is complex, kost jaren, zo niet decennia aan doorlooptijd en is (mede daardoor) relatief duur. En de overheid stimuleert niet meer met locatiesubsidies. Hierdoor vallen veel projecten af.
Uit onderzoek blijkt dat veel gezinnen graag traditioneel wonen, dus met tuin. Dat kan meestal niet meer in de stad. Willen we het laatste groen in de stad wel opofferen voor woningbouw? Het gaat naast betaalbaar wonen toch ook om de leefbaarheid? Nu al laten vooral de stedelijke gebieden in de Randstad wat dit betreft zeer teleurstellende cijfers zien, zo blijkt uit de nieuwe editie van de Brede Welvaartsindicator. Des te meer reden om dus heel voorzichtig te zijn met het nóg verder verdichten van onze steden. Laten we liever dat stedelijk parkje koesteren en die groene singel behouden en voorzichtig zijn met in elke binnenstad nóg dichter en hoger te bouwen.
We ontkomen er simpelweg niet aan om ook in de buitengebieden te gaan bouwen. Maar dat betekent niet dat we onze ‘laatste groene plekjes’ vol moeten bouwen. Alsjeblieft niet zeg! Het areaal aan open ruimte (groen, water en recreatie) van de Nederlandse grond is volgens het CBS zelfs nu nog 87%. We hebben slechts iets meer dan 1% van het landbouwareaal nodig om de woningvraag zeker drie decennia lang te bedienen. Dat zijn dus niet de ‘laatste groene plekjes’ waar Dik-Faber het over heeft. En wanneer we ook echt willen investeren in natuur kunnen we die stads- en dorpszomen bovendien meteen transformeren tot aangename, natuurrijke woon- en leefgebieden. Zou dat niet fantastisch zijn? We lossen zo het woningtekort op, houden onze steden leefbaar en we helpen ook nog eens de natuurlijke opname van CO2 in de goede richting te krijgen. Veel te lang is wat mij betreft de tegenstelling gezocht tussen de groene en rode lobby. Laten we nu de balans zoeken. Wat ons betreft kunnen ‘rood en groen’ het ook heel goed samen gaan doen.
Deze reactie is verschenen in het AD op 20 februari 2018.